Fasa-Alpine A110: Pisa a fondo!

Details

In de FASA-fabriek in Valladolid werden in het verleden niet alleen Renaults gebouwd. Ook de Alpine A110 zag er het levenslicht. In basis dezelfde A110 zoals gebouwd bij Alpine in Frankrijk. Toch is een Spaanse A110 aan een aantal details herkenbaar, waaruit blijkt dat de oorspronkelijke mal tot in 1978 werd gebruikt.

Foto's: Anne-mei Ocheda & Automedia

Bij Alpine kijken

Het eerste contact tussen FASA en Alpine ontstond in oktober 1961 toen een groep ingenieurs bij Alpine ging kijken. FASA-mensen op het gebied van chassisbouw, lak, bekleding, carrosserie en techniek keken de kunst bij Alpine af. De heren maakten uitgebreid aantekeningen onder meer over het gebruik van de Dauphine motor, zoals deze in Spanje al beschikbaar was.

Hoofdingenieur

Er werd besloten een werkplaats van 500 vierkante meter in te richten waar zo’n dertig medewerkers zich met de productie van Alpine zou gaan bezighouden. Er werden speciaal mensen aangetrokken voor de carrosseriebouw uit glasvezel. In september 1962 kwam Fancisco Conde als hoofdingenieur bij FASA in dienst en hield zich in eerste instantie bezig met berekeningen voor het verhogen van de productiecapaciteit en legde zich ook toe op de bouw van een testbaan op het fabrieksterrein. Maar vanaf april 1963 was hij volledig verantwoordelijk voor de Alpine-werkplaats. De werknemers werden zo opgeleid dat ze uitwisselbaar waren en konden bijspringen op de Renault assemblagelijn van de fabriek. Vanwege het bescheiden aantal Alpines dat werd gebouwd, sprongen medewerkers met regelmaat in de grote fabriek bij.

Foto: Uitstelbare achterste zijruiten vergroten de luchtcirculatie in de compacte cabine, die door Valentin grotendeels zelf werd gerestaureerd.

Symbolische waarde

De Spaanse Alpine-historie startte in september 1963 met de eerste A108 die in Valladolid werd gemaakt en liep tot 1978 toen de laatste A110 met 1,4 liter Renault 5 Alpine-motor de fabriekspoorten verliet. Men kan zich afvragen of het bouwen van Alpines in Spanje niet vooral van symbolische waarde was, zoals dat ook kan worden gezegd van Dinalpin, Interlagos en Bulgar-Alpine.

Coupé of cabriolet

Door de hele Spaanse Alpine-historie heen lopen de modellen in fase achter bij de Franse versies die jaarlijks werden gewijzigd en gemodificeerd. De Alpine A108 was in oktober 1960 op de Autosalon van Parijs gelanceerd voorzien van de 845 cc motor uit de Dauphine Gordini. Het was juist die auto die in Valladolid in productie ging. De eerste exemplaren kregen in februari van 1964 een eerste eigenaar. De klant kon kiezen uit een coupé of cabriolet. Vanaf mei 1966 werden de trommelremmen voor vervangen door schijven.

Foto: De Spaanse A110 behield tot het einde de portiergrepen van de Renault Floride/Caravelle.

Berlinette

Het bouwen van een A108 kostte aanvankelijk 500 manuur per auto en dat slonk tot eind 1978 naar 308 uur, ondanks dat de auto op dat moment complexer was om te bouwen. In 1964 zagen er precies negentig exemplaren van de Spaanse Alpine het levenslicht gelijk verdeeld over cabriolet en berlinette. In totaal werden er van de eerste phase A108 in Valladolid 161 coupés en 111 cabrio’s gebouwd. Van het tweede type dat alleen in 1966 en 1967 uit de fabriek kwam volgden er nog eens 25 berlinettes en 41 cabrio’s, wat de totale productie van de A108 brengt op 338 stuks.

Valentin Ocheda heeft bij restauratie van zijn auto uit 1973 geconstateerd dat de mal van de carrosserie waarschijnlijk nooit is aangepast.
John Doe

De A108 werd in Spanje in juni 1967 opgevolgd door de A110 uitsluitend als coupé en voorzien van de 1.108 cc motor uit de Renault 10, goed voor 51 pk. Met de komst van de A110 werd een nieuwe faciliteit in gebruik genomen met meer medewerkers en de onvoorwaardelijke steun vanuit Dieppe.

Foto: De plaatjes voorin laten duidelijk zien dat deze auto in Valladolid is gemaakt.

Enkele koplampen

Al direct bij de lancering liep de Spaanse A110 behoorlijk achter, dat wil zeggen dat de carrosserie gelijk is aan de allereerste Franse A110 van zo’n vier jaar eerder. Het front werd gekenmerkt door enkele koplampen, een A110 in zijn meest pure vorm.

Valentin Ocheda heeft bij restauratie van zijn auto uit 1973 geconstateerd dat de mal van de carrosserie waarschijnlijk nooit is aangepast. “Toen alle oude lak was verwijderd, was duidelijk te zien dat de twee extra koplampen later zijn toegevoegd. Er zijn gaten in de gesloten voorkant gemaakt om daar de kunststof behuizing van de extra lampen in te plaatsen. Daarna was het een kwestie van plamuren en schuren en in de lak zetten.

Dubbele koplampen

De 1,3 liter Cléon-motor met 66 pk vond zijn weg naar de A110 in mei 1971. Die krachtbron was afkomstig uit de Renault 10 1300, die als zodanig overigens nooit op de Spaanse markt werd aangeboden. Op dat moment deden ook de dubbele koplampen hun intrede alsmede schijfrermmen rondom. In de totale Spaanse productie werd deze A110-1300 het meest gebouwd.

Foto: Een houten stuur hoort bij de aanblik van een Spaans Alpine-interieur. De klokken zijn lokaal in Spanje gemaakt en vermelden dus ook Spaanse kreten.

A110-1400

Zoals wel vaker bij in Spanje geproduceerde Renaults loopt ook de assemblage van de Alpine A110 wat langer door dan in Frankrijk. Zo komt in mei 1977 de A110-1400 ten tonele die specifiek voor Spanje was doorontwikkeld. Achterin huisde de 1.397 cc motor afgeleid van de Renault 5 Copa met een vermogen van 85 pk.

Foto: Deze typeplaatjes laten geen twijfel bestaan over de afkomst.

De totale Alpine-productie in Spanje is uiterst bescheiden. Tussen september 1963 en mei 1978 zagen er 1.954 exemplaren het levenslicht, waarvan 908 stuks van de A110-1300. De laatste Franse A110 verliet Dieppe al in mei 1977. Serieuze concurrentie was er in die jaren in Spanje niet, maar er was dan ook geen sprake van echte potentie in de markt.

Ondanks de bescheiden productie werden de nodige onderdelen ter plaatse gemaakt. Zo hebben de klokken Spaanse vermeldingen. Ook een houten stuurwiel, niet zelden een in licentie gemaakt exemplaar van Nardi, sierde veelal het interieur, wat overigens ook al bij de A108 het geval was.

Onvrede

Toch heerste er bij het team van Francisco Conde vaak wat onvrede omdat de Fransen bij Alpine altijd de beschikking hadden over Gordini-motoren en voorop liepen in technologische ontwikkelingen. En dat terwijl men in Spanje genoegen moest nemen met die ene basis uit het begin van de A110-tijd.

Verbeterde versie

Conde kreeg het voor elkaar zijn directie ervan te overtuigen om een verbeterde laatste versie in productie te nemen. De A110-1400 met de 85 pk leverende 1,4 liter uit de 5 Alpine/Copa. Door het terugbrengen van de compressieverhouding viel dit vermogen iets lager uit. Maar ten opzichte van de 1300 zorgde deze transplantatie voor een forse verbetering van de prestaties. Andere veranderingen betroffen het toevoegen van een oliekoeler, nieuwe elektrische bedrading en aanpassingen aan carrosserie en chassis.

De zilvergrijze A110 van Valentin is een 1300 qua productie, maar heeft al sinds 1986 de 1,4 liter Alpine-motor.

Foto: De 1,4 liter Alpine-motor ligt al sinds 1986 in de FASA Alpine A110 van Valentin Ocheda.

Zaadje geplant

Het Alpine zaadje werd bij Valentin geplant toen hij in 1979 een folder van de Alpine A310 V6 kreeg bij Renault-dealer Stokman. Pas in 2000 volgde zijn eerste echte Alpine, een V6 Turbo uit 1987. De contacten met de Alpine Renault Club Nederland werden warmer, met name met toenmalig voorzitter Charley Valette. Valentin gaf maar liefst 18 jaar het clubblad vorm.

"In die tijd kwam ik in aanraking met de A110 en zocht vervolgens bewust naar een FASA-Alpine vanwege mijn Spaanse roots. Vervolgens kwam ik op het spoor van een FASA A110 die al 14 jaar onder een zeiltje in Frankrijk stond. De voorwaarde was 'restaureren' en niet doorverkopen. Deze omschrijving ging vergezeld van een paar onduidelijke foto's van iets blauws in een donkere schuur vol met rommel. De auto was van de overleden broer van de man in kwestie."

Foto: Valentin  trots achter het stuur van zijn gerestaureerde Fasa-Alpine A110.

Toch kocht Valentin zijn Alpine ongezien in juli 2020 en liet hem door een kennis ophalen. Hij en zijn vrouw Hanneke schrokken zich kapot bij het zien van de auto. Er was toen geen weg meer terug. Waar waren ze aan begon? Maar geruststellende woorden van Charley gaven weer wat moed.

Valentin: "De auto is in achttien maanden tijd van A tot Z gerestaureerd. Het werd een lijdensweg vol met problemen en verborgen gebreken. Het ene was nog niet opgelost of de volgende ellende brak al weer uit. Ik weet niet of ik aan het proces was begonnen als ik dit allemaal van te voren had geweten. Maar de aanhouder wint. Ik weet nu in ieder geval hoe goed de auto geworden is. Ik had echter de klus bij lange niet kunnen klaren zonder hulp van Charley en Bert Hillhorst."

Intussen probeert Valentin zich bij de sportschool soepel te houden, want in en uit een Alpine A110 stappen vereist enige souplesse.