De nieuwe Renault 5 verbaast in de eerste maand van 1972 de wereld door zijn compacte afmetingen, zijn handige derde deur, de niet eerder gebruikte kunststof schildbumpers (ABS), zijn levendige karakter en vooral ook het gunstige brandstofverbruik. Al snel wordt duidelijk dat de ‘5’ een topper wordt en dat het niet bij de 782 of 845 cc ‘L’ en 956 cc ‘TL’ zal bijven. De LS is namelijk in aantocht!
Alhoewel sportiviteit en de Renault 5 in de ogen van velen pas samengaan vanaf het verschijnen van de Alpine in maart 1976 heeft men onder meer in Duitsland de competitieve mogelijkheden van de nieuwe, compacte Renault al ontdekt. De eerste Renault 5 Cup wordt daar al met de TL gereden.
Meteen bij de ontwikkeling is rekening gehouden met een grotere keuze aan motoren en vandaar dat de 1.289 cc krachtbron bekend uit de Renault 12 TS voldoende ruimte heeft. Deze motor ondergaat voor de 5 LS overigens wel enkele wijzigingen. Zo wordt een versterkte krukas toegepast en is het vermogen met 4 pk gestegen tot maar liefst 64 pk. En daarmee introduceert Renault een nieuw voertuigtype, de “1300 compacte”. De ademhaling en brandstofvoorziening geschieden met behulp van een dubbele Weber carburateur (32 DIR). En omdat de gewichtstoename ten opzichte van de TL beperkt blijft tot 10 kg, zijn de prestaties uitstekend: een top van 155 km/h. Toch is de in april 1974 gelanceerde 5 LS beslist geen ‘GTI’, de auto biedt daarentegen een enorme souplesse onder alle rijomstandigheden, vlotte acceleraties en een lange motorische levensduur.
Uitgaande van de 12 TS motor van het type 810-05 zijn er zoals gezegd enkele wijzigingen doorgevoerd bij de 5 LS. De genoemde Weber carburateur is hetzelfde net als het inlaatspruitstuk. Echter het uitlaatspruitstuk is identiek aan dat van de 5 TL. Het uitlaatsysteem zelf is aangepast. De eerste demper onder het linker voorscherm is wat kleiner dan bij de TL, maar net voor de achterbumper beschikt de LS over een tweede, grotere demper. De oliepomp is weer gelijk aan die van de 12 TS, terwijl de waterpomp van de 5 TL is overgenomen net zoals de benzinepomp. Verder krijgt de 5 LS met 36 Ah een iets sterke accu.
De handgeschakelde vierversnellingsbak gaat terug naar het type 354 dat sinds eind 1970 wordt gebruikt in de Renault 6 TL 1100. Deze vinden we namelijk ook in de 5 L en 5 TL. Bij de LS zijn er een aantal veranderingen doorgevoerd. Zo is de eindoverbrenging gewijzigd (van 8 x 33 naar 8 x 29), waardoor de LS bij 1.000 tr/min een snelheid behaalt van 27,52 km/h (23,48 km/h bij de 5 TL). De topsnelheid wordt behaald bij 5.650 tr/min. Ook is de overbrengingsverhouding van de tweede en derde versnelling aangepast. Bovendien is de versnellingspook bij de 5 LS altijd op de vloer geplaatst. Het spreekt voor zich dat de motor de bijbehorende koppeling uit de 12 TS heeft met een diameter van 170 mm. Aan de wielophanging is er niets nieuws te melden. Ook bij de LS ligt de versnellingsbak enigszins voor de voorwielen, zodat de aandrijfassen ietwat schuin naar achteren wijzen. De wielophanging en afstemming van de 5 TL blijken prima afgestemd op het grotere vermogen en snelheidspotentieel van de LS. Achter is echter een stabilisatorstang van 14 mm dikte toegevoegd, terwijl het exemplaar voor ten opzichte van de TL dikker is geworden (16 in plaats van 12 mm) om het overhellen in bochten verder in te perken. Bovendien worden op de sportieve wielen, die op heel veel modellen gebruikt gaan worden, met 145 x 13 een maat bredere banden gemonteerd dan bij de TL.
Het remsysteem heeft vanwege het hogere prestatieniveau een aantal toevoegingen gekregen. De schijven voor en trommels achter zijn gelijk aan de TL, maar bij de LS is er sprake van een Master-Vac rembekrachtiging, een lastafhankelijke remdrukverdeler op de achteras, een zogenaamde by-pass die het remsysteem op druk houdt bij een eventuele lekkage en een lampje op het dashboard die zo’n lek in het circuit aangeeft.
Is de Renault 5 LS aan de buitenkant herkenbaar aan de wielen, de achterruitwisser en de optionele striping met LS-vermelding op de achterspatborden en motorkap, in het interieur is vooral het dashboard volledig afwijkend. Het instrumentarium is breder dan bij de TL en bestaat uit een snelheidsmeter (links), toerenteller (midden) en boven elkaar geplaatste Brandstof- en laadstroommeter. Het dashboardlichaam is verder glad uitgevoerd en heeft niet de van de TL bekende verticale ribbels. Ook het stuurwiel met rechthoekig middenkussen is specifiek voor de op dat moment krachtigste R5. Ook hier ontbreekt het genoemde patroon. De inrichting omvat antracietkleurige vloermatten en een dito bekleding van het schutbord. De stoelen zijn identiek aan de 5 TL. De laken bekleding is er in oranje, brons, caramel of antraciet. Kunstleer behoort ook tot de mogelijkheden in zwart, caramel, oranje of brons geheel afhankelijk van de negen mogelijke carrosseriekleuren. Tegelijk met de lancering van de 5 LS krijgen alle modellen twee kleine ventilatieroosters aan weerszijde van het dashboard voor een betere ontwaseming van de zijruiten. Ook kent de ventilator voortaan twee snelheden.
De Renault 5 LS is verkrijgbaar met als opties een roldak, kunstlederen bekleding, metaalkleur (groen of blauw), getint glas in combinatie met een gelaagde voorruit en de genoemde sierstrips en LS-belettering. De 5 LS staat ook bekend als de R1224, een typebenaming die vanaf maart 1975 -nog geen jaar na de lancering- wordt voortgezet in de 5 TS. Technisch wijkt deze niet van de LS af, maar onderscheidt zich door stoelen met aangebouwde hoofdsteunen, een middenconsole met verlichte hendels voor ventilatie en verwarming en inbouwruimte voor een radio, andere kleurstellingen in het interieur, een versnellingspook met kunstlederen ‘zakje’, rolgordels voorin, een elektrische ruitensproeier, regelbare dashboardverlichting en in de nummerbordverlichting geïntegreerde achteruitrijlampen. Zijn korte carrière maakt van de 5 LS een zeer zeldzame verschijning.