Slaap- en kalmeermiddelen behoren nog steeds tot een van de meest voorgeschreven geneesmiddelengroepen in België. Ook op Europees niveau is België koploper. Hoewel het tij de laatste jaren leek te keren, zorgde de coronacrisis ervoor dat er opnieuw een duidelijk voelbare stijging aan de gang is.
De meeste slaap- en kalmeermiddelen zijn benzodiazepines. Deze medicijnen kunnen nuttig zijn in bepaalde gevallen, in een minimale dosis en gedurende een beperkte periode.
Echter, vanaf ongeveer twee weken van gebruik leiden benzodiazepines tot gewenning en zelfs afhankelijkheid. Ze hebben ook verschillende nevenwerkingen, zoals een verhoogd risico op vallen, geheugen- en concentratieproblemen, verwardheid, sufheid, …
meldt een gebruik van 1 maand of langer
is een langdurige gebruiker: 6 maanden of langer
vertoont tekenen van psychische afhankelijkheid van de behandeling
wilde dat hij/zij met de behandeling kon stoppen
heeft al geprobeerd te stoppen
zou het zeer moeilijk of zelfs onmogelijk vinden om te stoppen
maakte zich nog nooit zorgen over zijn/haar slaapmiddelengebruik
Geef van bij het begin van de diagnose de voorkeur aan niet-medicamenteuze oplossingen die efficiënter zijn op lange termijn: een gezond voedingspatroon, zich ontspannen, regelmatige fysieke activiteit, specifieke begeleiding, …
Bespreek met de patiënt de risico’s van slaapmiddelen en plan na één week een vervolgconsult in om de effectiviteit, de bijwerkingen en verdere begeleiding te bespreken.
Door een kleinere verpakking voor te schrijven (minder dan dertig tabletten), moedig je de patiënt aan om opnieuw op raadpleging te komen als ze de behoefte voelen om hun behandeling verder te zetten.
Overweeg afbouw bij patiënten die chronisch slaapmiddelen gebruiken, vooral wanneer zij:
Overweeg ook het inschakelen van een (eerstelijns-)psycholoog voor een begeleiding bij het afbouwtraject wanneer u inschat dat een (kortdurende) psychologische interventie het onderliggend probleem van de patiënt voldoende kan verbeteren.
Het probleem aansnijden en het geven van medicatie-educatie. Dit vergt vooral alertheid en initiatief van de huisarts.
Motivationele interventies die het rijpingsproces bij de patiënt faciliteren. In deze fase wordt het geduld van de arts op de proef gesteld aangezien dit vaak een moeizaam en lang proces is. Hier is het belangrijk het tempo van de patiënt te volgen en samen te groeien naar de overtuiging dat er iets moet veranderen.
De graduele ontgifting. Hier plukt men de vruchten van het groeiproces en stelt men samen met de patiënt een medicamenteus afbouwschema op.
De dienst Psychosociale Gezondheidszorg organiseerde – binnen het pilootproject "Participatie van kinderen, jongeren en hun context in het nieuwe beleid inzake geestelijke gezondheid" - de afgelopen maanden 3 webinars, met als doel de participatie van kinderen en jongeren en hun omgeving binnen de geestelijke gezondheid te bevorderen.
Deskundigen uit binnen- en buitenland stelden zowel een model van participatie, alsook good practices voor. Ook kinderen en jongeren zelf kwamen uiteraard aan het woord.
Het welzijn van kinderen en adolescenten kan het meest effectief worden bereikt door de capaciteiten van jongeren te versterken, hun toegang tot (hun eigen) mogelijkheden te vergroten en hen bijkomend veilige en ondersteunende mogelijkheden en kansen te bieden. Dat betekent dat er binnen geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren gefocust moet worden op empowerment, op zelfbeschikking, op hoop en op verantwoordelijkheid. Participatie van kinderen en jongeren binnen de geestelijke gezondheid wordt op die manier een essentieel onderdeel van een geestelijk gezondheidszorgbeleid op korte en op lange termijn.
Participatie betekent hier een actieve betrokkenheid van kinderen en jongeren in de vormgeving en besluitvorming van de geestelijke gezondheidszorg. Participatie draagt in dat opzicht op een actieve manier bij aan de totstandkoming, de voortgang en de afronding van geestelijke gezondheidszorg, en de evaluatie ervan.
Volwassenen moeten kinderen en jongeren de kans geven om te participeren. Kinderen en jongeren hebben recht om te participeren in alle domeinen die hen aanbelangen, dus ook in geestelijke gezondheidszorg. Het is een recht dat álle kinderen hebben, of ze nu wel of nog geen ervaring hebben met geestelijke gezondheidszorg. Dit recht maakt deel uit van het Verdrag van de Rechten van het Kind.
Om dit recht te kunnen uitoefenen, moeten kinderen de ruimte en de kans krijgen om te kunnen participeren binnen thema’s die zij zelf belangrijk vinden:
Opdat kinderen een gelijkwaardige stem kunnen laten horen als die van volwassenen, is het belangrijk om de juiste vorm hiervoor te zoeken. Men moet zich bewust zijn van verschillende mogelijke vormen van participatie én men moet er zich van bewust zijn dat er geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende vormen. De vormen zijn eigen aan verschillende contexten en mate van invloed.
Wanneer er sprake is van een goed georganiseerd participatief proces handelen kinderen en jongeren op gelijkwaardige voet met de volwassenen die hen ondersteunen:
Centraal bij participatie is dat men op een respectvolle manier luistert naar wat kinderen en jongeren te zeggen hebben. De stem van kinderen en jongeren moet een relevant publiek bereiken, en dat kunnen ouders, leeftijdsgenoten, een psycholoog, een kinderpsychiater, een sociaal werker, een leraar, een arts, een rechter, een politicus, iemand in de media … zijn.
Participatie kan alleen worden gerealiseerd als de meningen van kinderen en jongeren worden gehoord door mensen met de macht en autoriteit om vervolgens te handelen naar deze meningen:
Elk participatief proces moet een doel hebben in die zin dat er een actie, een resultaat aan gekoppeld kan worden. Kinderen en jongeren moeten ervaren dat hun mening een gelijkwaardige invloed heeft als die van de volwassenen, dat er naar hun mening gehandeld wordt. Om te waarborgen dat er geen schijnparticipatie is (luisteren zonder iets met de stem te doen) is het belangrijk dat met kinderen wordt besproken hoe hun standpunten in aanmerking worden genomen, wat ermee gedaan werd en in welke mate ze een invloed hadden.
Aan kinderen kan worden verteld:
Door te participeren, binnen het domein van de geestelijke gezondheid, ontwikkelen en versterken kinderen en jongeren vaardigheden en competenties die kunnen bijdragen tot betere probleemoplossende vaardigheden, tot betere communicatieve vaardigheden, tot betere identiteitsontwikkeling, tot betere zelfbeschikking en zelfrealisatie en tot een stabielere hechting van de jongere met zijn natuurlijke omgeving. Kinderen en jongeren (en hun context) leren zich, doordat ze inspraak krijgen, in te zetten, ze leren wat intrinsieke motivatie kan zijn, en ze voelen zich vaak minder alleen. Het kan ze ertoe aanzetten hun eigen situatie en hun toekomst te verbeteren, omdat ze op kunnen komen voor hun eigen noden, ze leren initiatief te nemen en verantwoordelijkheid te dragen.
Participatie laat toe het hulpaanbod binnen het domein van de geestelijke gezondheidszorg af te stemmen op maat van de vraag. De kans op een vroege detectie van geestelijke gezondheidsproblemen wordt vergroot, wat kan leiden tot snellere en minder intensieve hulp met sneller herstel en minder economisch verlies. Enkel sámen met kinderen en jongeren en hun context, kan gebouwd worden aan een betere geestelijke gezondheidszorg voor iedereen.