De vier tradities van participatief werken in het lectoraat Jeugd, Gezin & Samenleving

Het lectoraat Jeugd, Gezin & Samenleving doet praktijkgericht onderzoek naar het gezond opgroeien en opvoeden (Avans Hogeschool, 2022). In de periode 2018-2023 ligt de focus op de professionals, die kinderen en opvoeders daarbij ondersteunen. Om de leefwereld van alle betrokkenen beter te begrijpen, is het van groot belang om hun stem te laten horen. Het lectoraat werkt daarom vanuit de benadering van participatieve methoden. Daarbij maken we gebruik van kennis en tools uit vier verschillende tradities.

Participatie betreft de actieve betrokkenheid van mensen over wie het gaat of voor en met wie het onderzoek wordt uitgevoerd. Mensen worden aangemoedigd om hun ervaringen te delen en deel te nemen aan het onderzoek om ervoor te zorgen, dat de methodes en resultaten authentiek, nuttig en relevant zijn voor hen (Kindon, Pain, & Kesby, 2015). In dit soort empirisch onderzoek is er sprake van gezamenlijk ervaren eigenaarschap, als collectief, en gaat het om samenwerking, met elkaar, door elkaar en voor elkaar. Het kernidee van participatie is het verkleinen van de communicatieve afstand tussen onderzoeksactiviteiten en de echte wereldactiviteiten, tussen onderzoeker en de belanghebbende mens, die onderzocht wordt (Migchelbrink, 2016). Door het toepassen van participatie in actieonderzoek heeft het lectoraat als doel om professionals zelf methodisch en gestructureerd onderzoek te laten doen naar het verbeteren van hun eigen beroepspraktijk: “samen onderzoekend leren”. Dit leidt tot meer begrip en passende, gesitueerde oplossingen voor het jeugddomein.


Er is een aantal onderzoekstradities -en methoden ontwikkeld, die participatie stimuleren en de belangen, beleving, waarden, expertise, behoeften en mogelijkheden van de mens centraal stellen. Binnen het lectoraat Jeugd, Gezin & Samenleving benutten we vier tradities van participatie in actieonderzoek, zoals afgebeeld in figuur 1. Deze tradities hebben een vergelijkbare interesse in participatie, maar hebben verschillende strategieën in de uitvoering ervan (Kagan, Burton & Siddiquee, 2006).


Lees meer over de 4 tradities van participatief werken:

TRADITIE 1: Participatief actieonderzoek               

TRADITIE 1:
Participatief actieonderzoek

De Engelse term is Action Research (AR)

De sociaal psycholoog Kurt Lewin is de grondlegger van actieonderzoek, ook wel handelingsonderzoek, waarin hij sinds 1946 stelt dat theorievorming in de praktijk plaatsvindt (Lewin, 1946) en is de afgelopen tien jaar in populariteit toegenomen onder professionals in zorg, welzijn, wonen, onderwijs en HRM. 


Het lectoraat zet actieonderzoek in, waarbij betrokken kinderen, ouders, jeugdprofessionals, leidinggevenden, beleidsmakers en nog meer betrokkenen in een organisatie of netwerk gezamenlijk op ontdekking gaan naar oplossingen. Zij maken actieplannen voor gedeelde vraagstukken en voeren die uit (Smid, 2021). De onderzoeker mengt zich in het onderzoek, brengt structuur aan en faciliteert het proces van dataverzameling, analyses, memberchecks en verslaglegging. Het doel is om verandering te realiseren en praktijkproblemen op te lossen door ervaringskennis uit de praktijk en theorie met elkaar te verbinden (Zouwen, 2022).


TRADITIE 2: Participatief ontwerpen                      

TRADITIE 1:
Participatief ontwerpen

De Engelse term is Participatory Design (PD)

Vanuit de sociale wetenschappen deed het begrip participatie ook in de ontwerpwereld zijn intrede. Waar het ontwerpen voor mensen voorheen vooral uitging van het gedachtegoed van de ontwerper, is de afgelopen decennia meer aandacht besteed aan het betrekken van doelgroepen en belanghebbenden bij de ontwikkeling van interventies, maatregelen, producten, diensten en werkwijzen (Cross, 1972). Zo ontstond in de jaren zeventig het participatief ontwerpen. In de Scandinavische landen (Noorwegen, Zweden en Denemarken) werd een 'Collective Resource Approach’ opgezet. Dit om de waarde van industriële productie te verhogen door werknemers te betrekken bij de ontwikkeling van nieuwe systemen voor hun werkplek (Kraft & Banslet, 1994). 


Het lectoraat zet participatief ontwerpen in daar waar het belangrijk is dat gebruikers betrokken worden bij de ontwerpen (bv. producten, systemen en diensten) die ze zelf gebruiken. En dat alle belanghebbenden een gelijke inbreng hebben in het ontwerp (Bødker, 1996). Dat is bijvoorbeeld met name belangrijk bij culturele diversiteit. Participatief ontwerp wordt ook wel co-creatie of co-design genoemd (Stappers & Sanders, 2008; van Boeijen & Zijlstra, 2020). Al wordt er in de literatuur onderscheid gemaakt tussen wat co-creatie en co-design is (Vargas, et al., 2022). Co-creatie verwijst naar een benadering waarin belanghebbenden samen creatieve oplossingen bedenken voor problemen en het hele proces doorlopen van het initiatief tot de uitwerken van de oplossing. Co-design verwijst naar het ontwerpen van passende producten en diensten. De design thinking benadering zorgt ervoor dat deze participatieve werkwijze verder gaat dan alleen het genereren van ideeën. Het gaat ook om het daadwerkelijk tastbaar maken van ideeën en deze evalueren in en met de praktijk (van 't Veer, et al., 2020).



TRADITIE 3: Actieleren                                            

TRADITIE 3:
Actieleren

De Engelse term is Action Learning

Actieleren is het verbeteren van menselijke systemen (organisaties, processen) door de mensen die in die systemen leven en werken (Revans in: Pedler & Abbott, 2013). Actieleren kent vier basisprincipes. Het gaat om een gezamenlijk proces: iedereen heeft kennis over het probleem, maar niemand heeft in z’n eentje álle kennis voor een oplossing. Het gaat om een gestructureerd proces: via vijf fases van verkennen, oplossingen ontwikkelen, kennisdelen, experimenteren en reflecteren wordt het vraagstuk ontrafeld en verder gebracht. Ook wordt het leerproces voorzien van degelijke informatie. De lerenden gaan actief op zoek naar voorgaande (lokale, regionale, nationale, internationale) kennis over het vraagstuk en mogelijke oplossingen. Dat leidt tot het laatste principe: experimenteren, steeds opnieuw, totdat de beste oplossingen ontwikkeld zijn (Nieuwboer, 2021).


Het lectoraat benut actieleren waar er vooral veel actie en vaart in het leerproces moeten zitten, bijvoorbeeld als er veel urgentie en complexiteit in het vraagstuk zit. De analyse en de verslaglegging zijn minder belangrijk: het tempo blijven houden voor een verbeterd systeem is hier prioriteit.




TRADITIE 4: Participatief sociaal werk & educatie 

TRADITIE 4:
Participatief sociaal werk & educatie

Bij participatieve groepsprocessen ligt de nadruk op de mondigheid van mensen. Hun stem, vaak vanuit de marge van de samenleving, moet en mag gehoord worden (Nieuwboer & Rood, 2018). De basis van participatief groepswerk is gelegd door Paulo Freire (pedagoog, 1921 – 1997). Hij leidde in de jaren zestig van de vorige eeuw het nationaal alfabetiseringsprogramma in noordoost Brazilië. Freire was van mening, dat taal een middel is, waarmee de werkelijkheid begrepen en beschreven wordt. Het beheersen van de taal geeft toegang tot invloed. Taal legt bovendien een soort filter over de werkelijkheid heen. Wat niet onder woorden wordt gebracht, bestaat niet. Als er bijvoorbeeld niet over armoede wordt gesproken en als er geen aandacht voor armoede is bij degenen die beleid en middelen regelen voor interventies en onderzoek, zal armoede (of een ander probleem, zoals segregatie, polarisatie of kansongelijkheid) onzichtbaar blijven. Juist mensen met weinig invloed zijn hiervan de dupe. Het gaat dus niet om het begrijpen van de taal, maar om het begrijpen van elkaar.

Dit heeft implicaties voor onderwijs. Participatieve educatie lijkt meer op sociaal groepswerk: collectief werken. Dat kan vele vormen aannemen, welke we als lectoraat Jeugd, Gezin & Samenleving als onderbouwde methodiek stimuleren en onderzoeken: van een collectieve buurttuin tot een gezamenlijk klassenkookboek, van ontmoetingen tussen generaties tot groepsgewijs inburgeren. In dit digitale magazine vind je er verscheidene voorbeelden van.